Verder naar inhoud

In de 17de eeuw was er volop geld geïnvesteerd in het droogmalen van uitgeveende plassen, zoals de Driemanspolder en Binnenwegse Polder. Met de komst van veepest en een agrarische crisis daalden de grondprijzen en was het niet meer lucratief om in droogmakerijen te investeren.

Slootweg ondermijnd

Maar ondertussen was het wel een hele opgave om in het vrijwel volledig verveende land de wegen en dijken boven water te houden. Met name in de natte winter stond het water hoog en kalfden oevers af. De Slootweg ten westen van Benthuizen en in het noorden van Zegwaart werd aan beide zijden bedreigd door uitgeveende plassen. In 1739 moest actie worden ondernomen. Deels stond aan de kant van Zegwaart al een houten beschoeiing. Deze werd versterkt door meer tegen de weg aan twee rijen wilgen- en elzenpaaltjes van anderhalve meter lengte te slaan op bepaalde afstanden van elkaar. En deze verbond men met rijswerk, gevlochten wilgen- of essentakken. De tussenruimte werd opgevuld met puin. Daar waar nog geen houten beschoeiing stond werden drie rijen palen geslagen. Ook andere dijken en wegen als de Leidsewallen en de Schinkelweg hadden constant aandacht nodig van Zegwaart.

Palenstein en de familie Osy

Zegwaart verdiende echter niets aan al die verveende landen maar moest wel belasting betalen. Dat leidde tot een schuld van fl. 13.000. De kansen keerden toen de rijke Rotterdamse koopman en bankier Joan Osy ambachtsheer werd van Zegwaart en in de zomer op het buitenverblijf Palenstein in de Dorpsstraat ging wonen. Hij leende Zegwaart geld en begon plannen te maken om het gebied ten noorden van zijn buitenhuis droog te maken. Hij stak er het meeste geld in, Zegwaart een derde. Maar na de start in 1759 bleken de drooggemaakte landen onverkoopbaar en Zegwaart droeg zijn deel over aan Osy. Die werd daarmee eigenaar van de hele polder van bijna  620 morgen (520 ha.) die hij vernoemde naar zijn buitenhuis: Palenstein.

Vanuit de achterramen van zijn huis kon hij dit bezit in ogenschouw nemen. Het reikte van de Leidsewallen tot de Zegwaartseweg en van het dorp tot de Slootweg bij Benthuizen. Joan Osy ging zich iets te eigenmachtig gedragen en kreeg ruzie met Zegwaart. In 1774 gingen zijn erfgenamen over tot het verkopen van kavels grond.

Drie schepradmolens hielden de polder droog. Ze sloegen in het noorden van het gebied uit op de Elleboogse Wetering. De wieken hadden een ‘vlucht’ van 28 meter, de schepraderen een middellijn van ruim 6 meter. In 1924 nam de dieselmotor het werk van de molens over. De molens werden afgeknot maar staan er nog steeds. Vlak in de buurt staat het nieuwe gemaal Palenstein dat de huidige woonwijken in die Palensteinse Polder (Palenstein, Seghwaert en Noordhove) droog houdt.

Polderlandschap in de Meerpolder met een van de afgeknotte molens die de polder hebben leeggepompt (foto: A. Hoogland)
Polderlandschap in de Meerpolder met een van de afgeknotte molens die de polder hebben leeggepompt (foto: A. Hoogland)

Nieuwe Drooggemaakte Polder

Zoetermeer had dezelfde problemen. In het gebied tussen de Voorweg, de Leidsewallen en de Meerpolder lag een gebied met verschillende kleine polders die sterk waren uitgeveend. Ook hier moesten de dorpsbesturen zelf het initiatief nemen.

Tussen 1767 en 1771 werd dit gebied met behulp van vier molens drooggemalen. Het Stompwijkse deel kreeg de naam Drooggemaakte Grote Polder, het Zoetermeerse deel Nieuwe Drooggemaakte Polder.

Net als in de andere droogmakerijen moest heel wat worden geregeld. Door de vele veenafgravingen was onder meer de Leidsewallendijk op sommige plekken doorgraven en de vaart was in onbruik geraakt. Nu werd deze een deel van de ringdijk rondom de nieuwe polder. Aan de westzijde van de dijk werd het vervallen ‘Wallepad’ door Zoetermeer weer begaanbaar gemaakt. Daarna ging het pad over in handen van Zegwaart. Wel mocht Zoetermeers vee aan de zijde van de droogmaking over het pad lopen om uit de wetering te drinken. Het pad werd bij het dorp echter onderbroken door een doorvaart. Schepen moesten naar de scheepmakerij van Leendert van der Togt aan de Leidsewallen kunnen blijven varen. Nog steeds eindigt het pad aan het eind van het Marseillepad bij deze doorvaart.

Door de droogmaking verdwenen ook de laatste resten van de 800-1000 jaar oude ontginnningen bij het Zoetermeerse Meer (Meerpolder), zoals de Eerste en Tweede Weg. Vaarten als die langs de Broekweg en Zwaardslootseweg werden onbeduidende slootjes.

Tegeltableau: de boer die maait in de hoeve Wildrijk aan de Zegwaartseweg nr. 49.
Tegeltableau: de boer die maait in de hoeve Wildrijk aan de Zegwaartseweg nr. 49 (foto: H. van Loon)

Molens en gemalen

De vier molens waarmee de Nieuwe Polder werd drooggemalen, werden in 1877 afgebroken en vervangen door het Gemaal De Nieuwe Polder dat net als de eerdere molens op de Noord-Aasche Vliet uitsloeg. Het gebouw is nog steeds te zien aan de rand van de Zoetermeerse Plas maar de pomp heeft inmiddels een veel kleinere behuizing gekregen. Die Plas wordt sinds 1977 gevoed door gemaal De Leyens die overtollig water uit de vijvers en sloten van de woonwijken Driemanspolder, Meerzicht, Buytenwegh en De Leyens omhoog haalt.

Gemaal 'De Nieuwe Polder' aan de Broekwegkade
Gemaal ‘De Nieuwe Polder’ aan de Broekwegkade (foto: H. van Loon)

Meer informatie:

Boeken en tijdschriften

  • Vermeulen, T. (Ton). (2000). Vijf meter onder N.A.P. : water in Zoetermeer. Gemeente Zoetermeer & Historisch Genootschap Oud Soetermeer.
  • Tielhof, M. Van Dam, P. (2006). Waterstaat in stedenland; het hoogheemraadschap van Rijnland voor 1857. Stichting Matrijs.

Websites