Verder naar inhoud

Eeuwenlang is onderwijs aan kinderen een aangelegenheid van de kerk. Al in de middeleeuwen heeft bijna elke parochie een eigen school, waar lezen, schrijven en rekenen worden onderwezen. Eerst gaan alleen jongens naar school, want meisjes hoeven niets te leren. Klooster- en priesterscholen leiden op tot kerkelijke ambten en een echt vak leer je door ervaring op te doen bij een vakman.

Op het platteland beschikken de dorpen veelal over één schoolmeester, die jongens en meisjes tegelijk les geeft. Alle kinderen zitten bij elkaar in één lokaal en worden afzonderlijk overhoord door de meester. Als de groep erg groot is, heeft hij wel eens hulp van één of meer ondermeesters.

Les geven en schoon schrijven

In Zoetermeer kan tot na de Tweede Wereldoorlog op een enkele uitzondering na alleen lager onderwijs worden genoten. Voor vervolg- of vakonderwijs moeten de kinderen op de fiets naar de omliggende plaatsen. Ook is er lange tijd maar één school: een niet al te groot gebouw aan de Dorpsstraat, schuin tegenover de Oude Kerk. De eerste vermelding van een (lagere school-)meester dateert uit 1585: Bastiaen Willemszoon onderwijst in die tijd de jeugd. Het schoolgebouw, waar de onderwijzerswoning vóór staat, is in 1611 vernieuwd. De nu onleesbare gevelsteen uit die tijd bevindt zich nog steeds in de voorgevel van Dorpsstraat 70. De school is eigendom van de kerk en de meester is als voorzanger en voorlezer verbonden aan de kerkelijke gemeente. In die tijd bezit de dorpskerk nog geen orgel, dus de psalmen moeten eerst worden voorgedaan. De inkomsten van de onderwijzer bestaan uit een bijdrage van de beide dorpen Zoetermeer en Zegwaart – het is een gemeenschappelijke school –, uit lesgeld en uit zijn kerkelijke inkomsten. De overheidsbijdrage blijft ruim tweehonderd jaar op hetzelfde bedrag staan. Het is dus niet verwonderlijk dat de meester in de 18e en 19e eeuw tegelijk koster, doodgraver en klokkenluider is, om zijn inkomsten een beetje op peil te houden. Ook wordt hij vanwege zijn vaak fraaie handschrift wel ingeschakeld voor het schilderen van gedenkborden of, zoals in 1709, voor het penselen van de naam Zegwaart op de plaatselijke brandspuit. Vanwege het feit dat de lesgelden rechtstreeks aan de onderwijzer worden afgedragen, zorgt hij er wel voor dat zijn leerlingen naar school komen. In 1810 wordt echter verzucht dat met name de kinderen uit de ‘behoeftige klasse’ ’s zomers vaak thuis worden gehouden omdat ze met arbeid op het land meer verdienen dan de beschaving die ze op school kunnen opsteken. De schoolmeester verklaart in 1799 dat hij vier leerlingen heeft voor drie stuivers per week, 56 leerlingen voor twee stuivers en twintig leerlingen voor 1 stuiver per week. Arme kinderen worden gratis onderwezen en de allerkleinsten kunnen soms naar een bewaarschooltje. Kleuteronderwijs bestaat nog niet; het bewaarschooltje is meer bewaarplaats dan onderwijsinstelling. In 1742 heeft de weduwe van Arie Verhoog in de Dorpsstraat een kinderschooltje. Zij heeft vanwege haar hoge ouderdom hulp van een nicht. Aan het begin van de Zegwaartseweg houdt de vrouw van Jan Breugom, een ‘vissertje’, ook een kinderschooltje.

Van kerk- naar gemeenteschool

De schoolmeesters blijven vaak hun leven lang aan dezelfde school verbonden. Dertig jaar in hetzelfde dorp is heel gewoon maar Adrianus Muijden en zijn zoon Pieter spannen de kroon. Zij geven tussen 1731 en 1829 respectievelijk 46 en 51 jaar lang les aan gemiddeld 100 tot 150 leerlingen. Zij beschikken wel over een ondermeester, die zij zelf betalen. Pieter Muijden is vast lange tijd ondermeester bij zijn vader geweest. Hij maakt de scheiding tussen kerk en staat mee, die hier onder invloed van de Franse revolutie in 1798 plaatsvindt. Onderwijs is voortaan een overheidszaak en de Onderwijswetten volgen elkaar in snel tempo op: 1801, 1803 en ten slotte de wet van 1806 die de kinderen moet opleiden tot ‘christelijke en maatschappelijke deugden’ via klassikaal onderwijs. Als de schoolopziener (inspecteur) in 1838 in Zoetermeer langskomt, treft hij daar een groot en ‘wel ingerigt’ lokaal aan, voorzien van 18 schrijftafels en 18 kleinere tafels. Ook zijn een letterbord, drie schrijfborden en een muziekbord aanwezig, negen ‘leestafels van Prinsen’ en een stel maten en gewichten. De opziener is over alles ‘ten hoogste tevreden’, vooral over het driestemmig zingen van de kinderen. De gemeenten Zoetermeer en Zegwaart hebben de school in 1829 van de kerk overgenomen, omdat die de verbouwingskosten niet kan opbrengen. De armenkinderen worden zoals altijd gratis onderwezen maar de gemeente Zegwaart maakt daar misbruik van: zij verplicht de onderwijzer bijna alle kinderen uit die gemeente gratis te onderwijzen omdat hun ouders in ‘min of meer behoeftigen staat verkeeren’. De meester heeft daardoor een sober inkomen. In 1878 wordt een onderwijzeres voor nuttige handwerken aangesteld.

Privaat, schoolstrijd en verhuizing

In 1883 wordt de school uitgebreid van twee naar drie lokalen. De klassen liggen achter elkaar; via een overdekte gang naast het langgerekte gebouw kun je er komen. Ook komen er zes privaatjes (wc’s) voor de kinderen, die tot die tijd allemaal hun behoefte moesten doen op het toilet achterin de woning van de hoofdonderwijzer. De lokalen worden verwarmd door kolenkachels; tot na 1861 bestaat de verlichting uit kaarsen. Aan de wand hangen inmiddels landkaarten van Nederland, Europa en de wereld.

In die tijd komt ook in Zoetermeer de schoolstrijd op gang. Vanaf de eerste onderwijswet wordt alleen het openbaar onderwijs gesubsidieerd door de overheid. Het oprichten van particuliere scholen wordt ernstig bemoeilijkt. De wet van 1857 staat het stichten van bijzondere scholen toe, maar zonder overheidssteun. Al in 1860 wordt in Zegwaart een christelijke school opgericht, een katholieke school komt in Zoetermeer in 1891. De oude openbare school van 1611 wordt in 1923 verplaatst naar Dorpsstraat 112.

School met den Bijbel Dorpsstraat 99 (foto: fotograaf onbekend)

Meer informatie:

Archieven

Boeken en tijdschriften

  • Grootveld, R. (Ronald). Koopmans, B. (Botine) & Van Rooijen, P. (Peter). (1997).  De geur van krijt: schoolgebouwen in Zoetermeer. Historisch Genootschap Oud Soetermeer & Gemeente Zoetermeer.