Verder naar inhoud

In 1795 wordt de Nederlandse Republiek door Franse troepen bezet, met een sterke steun van Nederlandse patriottenlegertjes. Van oorlogsgeweld is nauwelijks sprake. Het is de voorbode van nieuwe politiek-bestuurlijke ontwikkelingen.

Inkwartiering

De Zoetermeerse bevolking merkt dat op 27 februari 1795 een nieuwe politieke periode is aangebroken: in ‘het eerste jaar der Bataafse vrijheid’, zoals vermeld op elke officiële brief. Twee Franse compagnieën infanterie marcheren het tweelingdorp binnen en moeten worden ingekwartierd. Waarschijnlijk wordt een deel van hen ondergebracht in het nieuwe Huis te Palenstein. De Franse troepen lossen Hollandse troepen van de Patriotten af die, na een verblijf van een maand in Zoetermeer, kort daarvoor naar Amsterdam zijn vertrokken. Het nieuwe Palenstein is heel geschikt om er soldaten in onder te brengen. Het gebouw schijnt 14 grote kamers of zalen te hebben gehad en op de zolderverdieping nog eens tien kamers voor het bedienend personeel. Verder een grote tuin. Daarin kunnen militair onderhoud en exercities plaatsvinden. Bovendien staat het pand vanaf januari van dat jaar leeg. De eigenaar, Balduinis Osy, die ook ambachtsheer is van Zegwaart, is oranjegezind en net zoals stadhouder Prins Willem V, wacht hij de komst van de patriotten niet af. Hij vlucht. De meeste soldaten worden bij burgers ingekwartierd, iets wat het gemeentelijk bestuur goed bijhoudt.

Erg gelukkig zijn de besturen van beide gemeenten niet met deze inkwartiering. Hoewel deze besturen de dag voor de inkwartiering opnieuw zijn samengesteld met Fransgezinde personen, stellen zij een bezwaarschrift op gericht aan het Comité Militair in Den Haag. In het bezwaarschrift wijzen zij erop dat er nu al driehonderd manschappen en honderdtwintig paarden zijn ingekwartierd en dat dergelijke aantallen de draagkracht van Zoetermeer en Zegwaart ver te boven gaan.

Eerste vorm van democratisering

Het ‘Comité Revolutionair’ in Zegwaart doet op 3 maart 1795 een oproep aan alle mannelijke burgers: kom op 5 maart in de Oude Kerk bij elkaar om een nieuw voorlopig gemeentebestuur aan te stellen en om de ‘tegenwoordige Regeering dezer plaats te vervangen’. De mensen waren in die tijd zuinig; de nieuwe bestuurlijke ontwikkelingen werden netjes in het oude notulenboek opgeschreven. Alleen omdat heel vaak in dit boek het politieke beginsel ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ is geschreven, weten we dat een nieuw tijdperk was aangebroken.

Op bestuurlijk gebied verandert er veel; feitelijk wordt afscheid genomen van een bestuursstructuur zoals dat vanaf de Middeleeuwen functioneerde.

Naast een voorlopige municipaliteit wordt op 5 maart 1795 een voorlopig college van justitie gekozen, later aangeduid als ‘de schepenbank’, waarmee de rechtspraak – weliswaar aangepast – nog steeds voornamelijk in lokale handen blijft.

Na de verkiezingen is het feest. Na een optocht door de beide dorpen wordt voor de kerk ‘de Vrijheidsboom’ geplant. Na redevoeringen die worden afgewisseld met vreugdeschoten en tromgeroffel zingen de inwoners Franse en Nederlandse vrijheidsliederen. Daarna kan het dansfeest rond de vrijheidsboom beginnen.

Vrijheid

Eén van die vrijheden was het recht voor gelovigen om openlijk hun eigen erediensten te houden. De Rooms-Katholieke erediensten werden daarvoor weliswaar gedoogd, maar moesten plaatsvinden in schuilkerken. Het gevolg van scheiding van kerk en staat, die door de Fransen was ingevoerd, was dat de Zoetermeerse katholieken vanaf 1817 openlijk naar hun eigen kerk in de Dorpsstraat konden.

In november 1813 komt er een einde aan de Franse tijd. Weer is er feest en wordt er gedanst. Nu niet rond de vrijheidsboom, maar bij een erepoort die voor deze gelegenheid is opgericht. Het enthousiasme is opnieuw bijzonder groot. De erepoort moet van een gedegen constructie zijn geweest, want deze wordt in 1913 nogmaals gebruikt bij de herdenking van honderd jaar onafhankelijkheid.

Meer informatie:

Boeken en tijdschriften