Verder naar inhoud

Ridder Willem van Egmond, ambachtsheer van Zegwaart sinds 1370, was degene die bij een waarschijnlijk al bestaande boerenhofstede een versterkte woning liet bouwen aan de huidige Dorpsstraat. In 1398 wordt dit huis voor het eerst Palenstein genoemd. De bij het archeologisch onderzoek aangetroffen ophogingslagen en het formaat van de bakstenen van Palenstein wijzen ook op een datering tussen 1375-1400. In 1405 wordt Palenstein beschreven als een huis en hofstede, met een singel en een boomgaard.

Het huis zal omgracht zijn geweest. De boomgaard lag ten oosten daarvan en de hofstede aan de westkant. De hofstede was het boerenbedrijf, dat de bewoners van Palenstein van voedsel en drank voorzag. Het enorme terrein (het strekte zich uit over de huidige huisnummers Dorpsstraat 86 t/m 116) met de gebouwen en een muur langs de Dorpsstraat moet een grote indruk hebben gemaakt op de inwoners van Zegwaart. Het omgrachte huis was waarschijnlijk niet erg verdedigbaar maar onderstreepte wel de sociale status van de adellijke bewoners.

Willem van Egmond en turf

In 1373 zette Willem van Egmond zich actief in voor de belangen van de inwoners van Zegwaart. Namens hen bezegelt hij in dat jaar een akte waarin de dorpelingen beloven de Zegwaartseweg als kade te zullen onderhouden, in ruil voor de gunst dat ze hun water voortaan via Schieland mogen lozen. Turfsteken mocht toen nog niet. Die vergunning kreeg heer Willem pas in 1396 voor zijn inwoners. Dat was de start van een eeuwenlange afgraving van bijna alle grond in Zegwaart, die ontelbare tonnen turf in de haarden heeft doen verdwijnen. Willem van Egmond bewoonde Palenstein met zijn vrouw Machteld van Hemert, hun zoons Jan en Aernt en hun dochter Otte. Hij overleed even voor 1423. Zijn weduwe bleef tot haar overlijden in 1437 mogelijk op Palenstein wonen en ook Jan en Aernt vertoefden hier regelmatig. Jan werd ambachtsheer van Zevenhuizen, Aernt van Zegwaart. Jan werd in 1426 benoemd tot schout van Delft maar een half jaar later vermoord. Aernt volgde hem daar op en in 1445 klom hij zelfs op tot baljuw van Schieland. Helaas overleed hij een half jaar later en zijn zus Otte werd ambachtsvrouwe van Zegwaart. Evenals haar broer en vader hield zij zich actief bezig met de turfwinning in het ambacht. In 1447 kreeg zij van de hoogheemraden van Schieland vergunning om turf te laten steken omdat zij ‘hoeren eerbaren staet op haer goede nyet en mochte houden, sij en moste haer profijt ende oirbaer doen mitten venen’. Jonkvrouw Otte had in de vergunningsaanvraag blijkbaar aangegeven dat ze haar staat of levensstijl niet kon ophouden als ze geen winst mocht maken met het vervenen. Naast Palenstein bezat zij tussen 1451 en 1462 het kasteel Blankenburg in Beuningen in Gelderland, waar ze waarschijnlijk ook verbleven zal hebben.

Bord met sgrafitto slibversiering, het wapen van de familie Van Egmond, gevonden bij de archeologische opgraving naar het Huis te Palenstein Dorpsstraat nr. 88 (Provinciaal Bodemdepot Zuid-Holland). Foto R.A.J. Tousain
Bord met sgrafitto slibversiering, het wapen van de familie Van Egmond, gevonden bij de archeologische opgraving naar het Huis te Palenstein Dorpsstraat nr. 88
(Provinciaal Bodemdepot Zuid-Holland). (foto: R.A.J. Tousain)

Nazaten van Willem

Nadat Otte van Egmond in 1468 kinderloos was overleden, volgde haar neef Willem II, de zoon van haar broer Jan, haar op als ambachtsheer. Willem II was al in 1426 zijn vader opgevolgd als ambachtsheer van het buurdorp Zevenhuizen en erfde in 1437 het kasteeltje Palenstein van zijn grootmoeder Machteld van Hemert. Waarschijnlijk was hij de opdrachtgever voor de uitbouw van het versterkte huis Palenstein naar achteren toe. Hij trouwde met Johanna van Heemskerk en kreeg met haar twee dochters, Otte en Woudrina, en een zoon, Wouter. Willem II (overleden in 1473) was een volle neef van de machtige heer Willem van Egmond en IJsselstein en diens broer Arnold, de hertog van Gelre. Hij bewoog zich dan ook zeker in de hoogste kringen. Zijn dochter Woudrina werd non in het klooster te Rijnsburg, alleen bestemd voor adelijke dames. Otte trouwde rond 1470 met Adriaan van Zwieten, een zoon van de schout van Leiden en later zelf baljuw van Rijnland. Wouter tenslotte volgde zijn vader in 1473 in Zegwaart op en trouwde in 1485 met de rijke erfdochter Josine van Schagen.

Het mag duidelijk zijn dat Wouter van Egmond vele andere belangen had na te lopen, naast zijn Zegwaartse beslommeringen. Toch werd Zegwaart onder zijn bewind nog eenmaal direct betrokken bij de landspolitiek! In de nadagen van de Hoekse en Kabeljauwse twisten maakte een groep edelen onder leiding van jonker Frans van Brederode het land onveilig. Tussen 1488 en 1490 waren er 30 dagen lang zes man gelegerd in het Huis Palenstein op bevel van de stad Leiden, die stadhouder Jan van Egmond steunde bij de bevrijding van het bezette Rotterdam. We weten dit omdat het ambacht Zegwaart later de kosten declareerde: vier stuivers per man per dag. Ook waren Zegwaartse boeren ingeschakeld om een versterking bij Hillegersberg te bouwen, de dijken door te steken en de Rotte af te dammen.

Wouter van Egmond was de laatste actieve bewoner van Palenstein. Zijn opvolgers hadden hun belangen elders en de gebouwen vervielen. Ambachtsheer Jacob van Wijngaarden liet in 1645 een nieuw huis bouwen op het terrein, waarna dit diende als administratief centrum van het dorp.

Buitenhuis Palenstein

Met de aankoop van de ambachtsheerlijkheid Zegwaart door de familie Osy steeg Palenstein weer in aanzien. Cornelis Osy liet de oude gebouwen slopen en architect Jan Guidici ontwierp hier in 1791 een groot buitenhuis ‘lang ruim 90 en diep ruim 30 voeten, agter welk gebouw men een schoonen thuin met allerlei aangenaame plantzoenen aangeleegen heeft’. De Zegwaartse timmerman/aannemer Jan van Os, geboren in 1877, schreef in 1959 enkele herinneringen aan Palenstein op en maakte uit zijn geheugen een tekening van het gebouw. Hij bezocht de Plaats, zoals de dorpsbewoners het huis noemden, op negenjarige leeftijd en beschrijft dat het gebouw 14 grote kamers of zalen had en op de etage ongeveer 10 kamers voor personeel.

Tekening van de voorgevel van het Huis te Palenstein in de Dorpsstraat. Timmerman en aannemer Jan van Os tekende Palenstein zoals hij zich dat herinnerde uit zijn jeugd voor 1887.

De familie Osy woonde in België en maakte nauwelijks gebruik van het het huis. In 1888 werd het verkocht en gesloopt. De gevelsteen bleef bewaard en is in 2008 geplaatst op de grens van het oude kasteelterrein en de voormalige boomgaard (het plein), naast Dorpsstraat 110.

Gevelsteen Huis te Palenstein
Gevelsteen Huis te Palenstein (foto: collectie HGOS)

Meer informatie:

Boeken en tijdschriften