Verder naar inhoud

De toren van de Oude Kerk is een van de oudste bouwwerken van Zoetermeer. De romp dateert waarschijnlijk al uit de 15e eeuw. In 1638 werd er vergaderd in het huis van de schout, Johan Harlaer. De kap van de toren was bij een zware storm ingestort. Wat moest er nu gebeuren? Het houtwerk binnenin begon te rotten en goed raad was duur.

Dirck van Brantwijck uit Leiden kwam om een bestek te maken en de ‘perfecte maat’ te nemen. Uit de kerkelijke kas kon fl. 3000,- worden betaald en de dorpsbesturen van Zoetermeer en Zegwaart zouden elk nog eens fl. 1000,- bijdragen. Men ging aan de slag. In 1640 werd al geld ontvangen uit de verkoop van het oude hout van de afge­broken ingestorte toren. De kerkmeesters kochten 83.000 stenen en 50 hoed (ca. 500 hl.) kalk. De timmerman­nen Pieter Claesz en Wolphert Adriaensz waren ingeschakeld voor afbraak­werkzaamhe­den en er werden 200 delen hout aange­schaft. Maar toen de herbouw in het voorjaar van 1642 werd aanbesteed, bleek het budget te krap.

Belasting op bier voor de toren

De kerkmeesters vroegen om raad bij de ambachtsheer van Zoetermeer en Zegwaart, Jacob van Wijngaarden, die in Den Haag aan de Lange Vijverberg woonde. Er werd een verzoekschrift ingediend bij de Staten van Holland (het provinciaal bestuur) en met succes: voor de torenbouw mocht zes jaar lang belasting worden geheven op drank die door de herbergiers werd getapt. Ook kwam er belasting op het bier dat de bevolking dronk. Op elke ton bier mocht een gulden worden geheven, op elke stoop (ongeveer 2 liter) brandewijn 3 stuivers en op een stoop Franse wijn 2 stuivers. De dorpelingen betaalden 6 stuivers per ton bier. De bouw was binnen een jaar gereed en de kerkmeesters lieten een fraaie steen met het jaartal 1642 in de toren plaatsen. Die is nu nog te zien.

Vele stijlen

Aan de buitenkant van de toren kun je in de onderste drie geledingen spitsboognissen zien in gotische stijl. De middelste nissen in de derde geleding fungeren als galmgaten, waardoor het klokgelui over het dorp wordt verspreid. De steunberen aan de ingangszijde zijn oorspronkelijk. Die aan de noord- en de zuidzijde zijn voor de stevigheid aangebracht in de jaren (19)50. In die nieuwe pijlers ontbreken de natuurstenen hoekblokjes. Een mooi rondboogfries sluit het bakstenen gedeelte van de toren aan de bovenkant af. De toren wordt bekroond door een achtkantige bovenbouw in de stijl van de Renaissance, waarop de wijzerplaten zijn aangebracht. Daarboven bevindt zich de achtkantige lantaarn.

Op de tweede etage van de toren staat een uurwerk uit 1667 dat niet meer in gebruik is. Via de derde verdieping kun je naar het dak en de zolder van de kerk. Daarboven staat de klokkenstoel met de beide luidklokken, uit 1571 en 1948.

Bij de nieuwbouw van de kerk in 1785-1787 bleef de toren staan. Hij staat sindsdien los van de kerkruimte. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was de fundering zo verzwakt, dat de toren op de slappe veengrond heen en weer wiegde. Tussen 1958 en 1962 vond een grootscheepse restauratie plaats, waarbij onder andere de balustrade rond de omloop in oude luister is hersteld. In 1978 ten slotte werden in de toren 47 klokken gehangen voor een carillon. Al die klokken kregen teksten, waarvan de eerste letters de zin vormen: ‘Wij dragen en doen klinken de jonge stem van de nieuwe stad’.

Meer informatie:

Archieven

Boeken en tijdschriften