Verder naar inhoud

Voor veel Nederlanders begon de oorlog op 10 mei 1940 met de inval van de Duitse legers. Toch is de oorlog eerder begonnen. In Azië voerde Japan al vanaf 1931 oorlog tegen China; in 1937 veroverde het Beijing. In Europa viel Duitsland op
1 september 1939 Polen binnen. Direct daarna verklaarden Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. Lang bleef het stil. De legers hielden elkaar achter verdedigingslinies in de gaten. Ook het Nederlandse leger was gemobiliseerd en stond paraat op strategische plekken als de Afsluitdijk, Grebbeberg, Moerdijkbrug en de Peel. De overheersende gedachte was dat ons land neutraal kon blijven, net als in de Eerste Wereldoorlog.

Vliegtuigen

Toch vielen de Duitsers nog onverwacht Nederland binnen, in een omtrekkende beweging om Frankrijk aan te vallen. Velen herinneren zich de vliegtuigen die ’s ochtends vroeg richting zee vlogen, daar omkeerden en bij Den Haag aanvallen uitvoerden. Het matig bewapende Nederlandse leger wist nog relatief lang tegenstand te bieden. Maar na een verwoestend bombardement op Rotterdam brak het verzet en gaf het opperbevel zich op 15 mei 1940 over aan de Duitsers. Nederland was bezet gebied.

Na enige tijd trokken Duitse soldaten Zoetermeer binnen. Ze werden ondergebracht (ingekwartierd) bij bedrijven en particulieren, later ook wel bij scholen. Ze werden onderdeel van het dagelijkse leven. Duitse soldaten marcheerden regelmatig door de straten. Hun laarzen repareerden ze bij een van schoenmakers. Ze dronken borrels in de cafés aan de Dorpsstraat en Leidsewallen. En soms hielp een soldaat een tiener met huiswerk bij de familie waar hij ingekwartierd was.

Duitse soldaten in de Zoetermeerse Dorpsstraat.
Duitse soldaten in de Zoetermeerse Dorpsstraat (foto: G. van Dorp)

Toenemende druk en verzet

Nederland was bezet. Niemand wist hoe lang dit zou duren. De eerste jaren leken de Duitse legers onoverwinnelijk. Het ‘vrije’ leven werd steeds meer aan regels gebonden. Vanaf 1939 bestond er rantsoenering op vele goederen. Zo kon je in de winkel alleen spullen krijgen met speciale bonnen van de Distributiebureaus. Zoetermeer kende tijdens de oorlog maar één Joodse familie. Alle Joden in Nederland mochten geen ambtenaar meer zijn, ze moesten een gele ster dragen en ze vertrokken langzaam aan per trein naar speciale arbeidskampen. Tenminste, dat dachten de achterblijvers. Onderduiken was een andere mogelijkheid, maar dat was gevaarlijk en er moesten illegaal bonnen en dergelijke voor voedsel en kleren geregeld worden.

Metalen moesten ingeleverd worden, zelfs de bronzen kerkklokken verdwenen om omgesmolten te worden tot granaathulzen. En ’s avonds mocht je niet meer over straat.

De Duitse bezetting ronselde ook arbeidskrachten. Eerst ging dat vrijwillig, maar langzaam kwam er meer druk. Onrust ontstond pas echt toen alle voormalige Nederlandse soldaten in 1943 naar Duitsland moesten om daar te gaan werken. Stakingen beantwoordde de bezetter met arrestaties en executies. Al snel liepen alle mannen gevaar opgepakt te worden. Regelmatig vonden razzia’s plaats.

Mensen gingen zich steeds meer afzetten tegen de bezetting. Overal verschenen illegaal verspreide verzetsblaadjes, zoals in Zoetermeer de Anti-Leugenpil en de Marskramer. Ook doken mannen onder. Zij kregen daarbij hulp van mensen die stiekem bonnen regelden of extra voedsel. Zo groeide het verzet. Er ontstonden zelfs groepjes die zich bewapenden. Uiteindelijk werden al die groepen gebundeld in de Binnenlandse Strijdkrachten (BS).

Heuvelweg nr. 4, de bunker uit de tweede wereldoorlog in het Westerpark.
Heuvelweg nr. 4, de bunker uit de Tweede Wereldoorlog in het Westerpark (foto: R. Bordewijk)

Rantsoenering en hongerwinter

Voedselbonnen uit de Tweede Wereldoorlog
Voedselbonnen uit de Tweede Wereldoorlog

Halverwege 1942 veranderde er iets. De Duitse (en Japanse) legers begonnen de strijd te verliezen. Er kwam hoop op een bevrijding. De sfeer begon te veranderen. Uiteindelijk wisten de geallieerde legers Nijmegen te bereiken, maar het lukte ze in september 1944 niet om de rivieren over te komen. De spoorwegen staakten, de rivieren bevroren tijdens de strenge winter en voedseltransporten konden voor het eerst de Randstad niet meer bereiken. Tot dan had iedereen door de distributie genoeg voedsel gekregen, al was het beslist geen vetpot. Nu werden de rantsoenen telkens verminderd. Gaarkeukens kookten soep van alles wat ze bij elkaar konden scharrelen. In de steden stierven ongeveer 20.000 mensen van de honger.

Dagelijks kwamen mensen uit Den Haag lopend, met de fiets of een kar door de Dorpsstraat van Zoetermeer heen. Vele honderden waren op weg naar boeren, in de hoop dat die misschien nog wat voedsel in voorraad hadden en dat wilden verkopen of ruilen. Dat was de Zoetermeerse herinnering aan de Hongerwinter.

In Zoetermeer zelf werd weinig echte honger geleden onder de 5800 inwoners. Er was altijd wel iets te ritselen. Maar velen wisten zich nog jaren daarna de smaak van suikerbieten en tulpenbollen te herinneren.

Doden

Aan het einde van de Tweede Wereld­oorlog was Zoe­ter­meer een centrum van illegale activi­teiten door de BS. De bezetters werden zoveel mogelijk dwars gezeten, het verzet verzamelde inlichtingen en verspreidde illegale blaadjes. Leden van het verzet doodden zelfs zonder veel proces iemand die illegaal handel dreef en hen dreigde te verraden.

Anti-Leugen-pillen was een van de illegale bladen die in de Tweede Wereldoorlog werd verspreid
Anti-Leugen-pillen was een van de illegale kranten die in de Tweede Wereldoorlog werd verspreid

Begin 1945 stortte de Amerikaanse boordschutter John Mc­Cormick met zijn vliegtuig neer in Zoetermeer. Hij werd verborgen in Zevenhuizen maar kwam daar samen met verzetsman J.L. van Rij eind april 1945 in een vuurgevecht om het leven.

Op 5 mei was de oorlog voorbij. Nog diezelfde dag vond een vuurgevecht plaats bij de Openbare School (Dorpsstraat  114). Er brak paniek uit onder de daar aanwezige BS’ers en de Duitse troepen schoten Cornelis van Eerden en Jan Hoorn neer.

Feest met een zwart randje

Eind augustus vierden de bewoners tijdens Koninginnedag volop feest. Toch was het niet voor iedereen een bevrijdingsfeest. Denk maar aan de meisjes die met Duitse soldaten waren omgegaan. Zij waren kort na de bevrijding kaalgeschoren en vernederd. En denk aan de tientallen mensen die voor steun aan de bezetters terecht of onterecht waren opgepakt en voor maanden in kampen  waren verdwenen. Of denk aan familieleden van mensen die niet uit Duitsland terug kwamen. Denk aan de nabestaanden van degenen die door schietende geallieerde vliegtuigen op straat waren gedood. Of de familie van de drie BS’ers en de Amerikaan. Deze laatste vier kregen eind oktober 1945 een eregraf bij de Oude Kerk.

Mensen juichen de bevrijders toe: Canadezen op de Rijksweg A-12 bij Nutricia.
Mensen juichen de bevrijders toe: Canadezen op Rijksweg A-12 bij Nutricia (foto: collectie HGOS)

Inmiddels waren veel jonge mannen naar Nederlands-Indië gegaan of als dienstplichtig militair gestuurd om te proberen dat eilandenrijk bij Nederland te houden. Drie Zoetermeerders vonden daar de dood.

Rokus Klos in het midden met twee militairen in Nederlands Indië.
Rokus Klos in het midden met twee militairen in Nederlands Indië (foto: collectie HGOS)

Het leven ging na de oorlog weer gewoon door. Herinneringen werden weggestopt en liever sprak men er niet meer over. Maar de littekens bleven. Na twintig jaar kwamen de herinneringen steeds duidelijker weer boven; er werd ook steeds vaker over gesproken.

Meer informatie:

Op de themapagina ‘Tweede Wereldoorlog’ vindt u een overzicht van de belangrijkste bronnen met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog die het Stadsarchief beheert.